De bedenker van de metroseksueel vindt het na twintig jaar tijd voor een nieuwe generatie: de spornoseksueel.
Twintig jaar geleden bedacht Mark Simpson een term die een schokgolf teweeg bracht in de media en de marketing: de metroseksueel. Metroseksuelen (we vatten het nog maar eens even samen) zijn mannen die graag aandacht en geld aan hun uiterlijk besteden, en in de weer zijn met haardracht, gezichtscrème en mode.
“De metroseksuele man, de alleenstaande jonge man met een hoog besteedbaar inkomen, die woont en werkt in de stad (omdat daar alle goede winkels zijn) is misschien wel de veelbelovendste consumentenmarkt van het decennium”, voorspelde hij.
Dat is uitgekomen – de metroseksueel werd de lieveling van menig consumentenproduct. David Beckham werd hét uithangbord voor deze trend.
Maar hij is nu zó algemeen geworden dat Simpson het tijd vindt om een nieuw fenomeen een naam te geven: de spornoseksueel. We hebben het over de mannen die uren per week doorbrengen in de sportschool, en dan het liefst in een niets verhullend strak V-halsshirtje hun geschoren torso showen – en hun inspiratie voor het ideale lichaam vooral opdoen in porno.
Gebeeldhouwde lijven, schattige baardjes
"Met hun moeizaam opgepompte en gebeeldhouwde lijven, tatoeages die spieren goed doen uitkomen, piercings, schattige baarden en decolletés is het overduidelijk dat de tweede generatie metroseksualiteit minder om kleren draait dan de eerste", schrijft Simpson in de Daily Telegraph. "Voor de tweede generatie is hun lichaam zelf het ultieme accessoire geworden, dat ze delen en vergelijken op een vleesmarkt op internet".
Simpson wijst erop dat de bladen in het begin van de metroseksualiteit het fenomeen het eerste zetje gaven, waarna de vip-cultuur het echt aan het rollen bracht. Maar voor de huidige generatie zijn sociale media, selfies en porno belangrijker om te bepalen wat begeerlijk is en wat niet.